expert interview

Joren van Dijk | De Omgevingspsycholoog

Pim: “In mijn onderzoek naar Geluk & Gezondheid in de gebouwde omgeving interview ik inspirerende experts aan de randen van ons vakgebied.
Deze keer sprak ik omgevingspsycholoog Joren van Dijk: over ervaringsdoelen in tenders omzetten naar ervaringsPvE’s, werkelijk ruimtegebruik en POE’s."

Joren van Dijk van De Omgevingspsycholoog was een van de sprekers op ons ‘Food-for-thought-diner’ op 3 november 2022 dat we samen met Blauwhoed en Syntrus Achmea organiseerden. Zijn verhaal liet helder zien hoe waardevol het is om kennis van Omgevingspsychologie (het effect dat de gebouwde omgeving heeft op de beleving en gemoedstoestand van gebruikers) meer plek te geven tijdens ontwikkeltrajecten. En dat verbeterpunten niet ingewikkeld of duur hoeven zijn om veel effect te hebben op de beleving, geluk en gezondheid van de gebruikers van dat vastgoed.

Maar ook dat het gebruiksperspectief nog veel te weinig wordt meegenomen als onderdeel van het PvE. Ik ben benieuwd hoe hij in het vakgebied omgevingspsychologie terecht is gekomen.

Waarom de organisatie-psycholoog omgevings-psycholoog werd

Joren: “Ik ben begonnen met arbeids- en organisatiepsychologie. Ik was verbaasd dat er in het dikke dictaat van 600 pagina’s maar enkele pagina’s werden gewijd aan gebouwen. ‘Daar moet toch meer over te vinden zijn’ dacht ik. Via Karin Dijkstra, die promoveerde op ‘healing environments’, ben ik in dit vakgebied van de effecten van gebouwen op mensen terecht gekomen.”

Joren raakte ook geboeid door ‘creative enviroments’. Er zijn binnen de productontwikkeling aanwijzingen dat het ontwerp van producten bijdraagt aan de beleving én creativiteit van mensen (Don Norman doet hier veel onderzoek naar). “Dat moet dan toch ook kunnen bij gebouwen” was de conclusie van Joren.

Soorten opdrachten

Ik vraag hem bij welke soorten projecten hij betrokken is als omgevingspsycholoog. Joren: “Ik zie drie typen vragen:

  • Ervaringsdoelen in tenders: Meedenken in tenders van ontwikkelaars en aannemers op ervaringsdoelen zoals die verwoord worden in tenders. Hierbij valt te denken aan ‘ontmoeten’, ‘veiligheid’ ‘overgang publiek-prive’. Ik stel dan de vraag: welke ontwerpkeuzes maak je om deze doelen te bewerkstelligen?
  • Ruimteproblemen: Meedenken met overheidsinstanties in situaties waar in de combinatie ‘gedrag-ervaring-ruimte’ problemen ontstaan. Onderwerpen als verdwalen, onveiligheid, parkeer nudging komen daarbij naar voren.
  • Ruimtegebruik: Meedenken met overheidsinstanties bij visies op ruimtegebruik. Het samen met eindgebruikers schrijven van een ‘emotioneel PvE’ met persona’s, scenario’s en user journeys.”

Joren ziet als belangrijkste rol voor hem het toevoegen van het perspectief van de eindgebruiker en om op basis hiervan consequente keuzes te maken voor de ervaring en het gedrag van de eindgebruiker.

Hierbij ligt zijn focus minder op de gebouwen als geheel, maar veel meer op de dagelijkse gedragsvragen: hoe werken ruimtes en routes als entrees, looproutes, toiletten, wachtruimtes en dergelijke voor die gebruikers? Hoe ervaren zij het?” Daar kunnen wij als architecten nog veel van leren.

Grotere rol voor omgevingspsychologie

In de vastgoedwereld realiseren we gebouwen waar mensen decennialang in leven. Toch wordt kennis over wat dat vastgoed voor effect heeft op die gebruikers, vaak maar zeer beperkt meegenomen in beslissingen. Dat is een gemiste kans. Daarom betrekken we in onze projecten steeds vaker de kennis van de ontwikkelingspsychologie.

Joren merkt dat de ontwerpen bij tendersituaties redelijk ‘dichtgetikt’ worden met technische en financiële eisen. “Gedrags- en ervaringsdoelen worden niet of beperkt verwerkt in die criteria en procedures en er is vaak geen of weinig interactie met eindgebruikers. De focus ligt op een zorgvuldig juridisch proces en de beste kwaliteits-prijsverhouding. Hierdoor wordt het belang van de eindgebruiker te weinig bediend. Ik denk dat aanbestedingen niet per se in het belang zijn van eindgebruikers. Mijn rol in het vervolg van de bouwtrajecten is op dit moment vaak nog beperkt tot het begeleiden van participatietrajecten of co-design sessies. Terwijl de kennis en ervaring van een omgevingspsycholoog veel meer waarde kan toevoegen.”

Werkelijk gebruik

“Zo heb ik voor een zorginstelling de hele ‘user journey’ doorlopen samen met de eindgebruikers. Door met tape op de grond het beoogde gebouw te visualiseren, de dagelijkse routines uit te testen en het ontwerp vooraf op ware schaal te doorvoelen, kregen we nieuwe inzichten die niet vanuit de tekeningen waren ontdekt, maar die waardevol waren en het ontwerp beïnvloed hebben.”

Het verhaal van Joren onderbouwt mijn visie hoe belangrijk de inbreng van een omgevingspsycholoog is; de focus op dagelijkse routines als object van studie, de meerwaarde van POE’s (Post Occupancy Evaluations). Veel zaken om meer mee te nemen in onze manier van ontwerpen. Joren: “Bij het vakgebied Industrieel Ontwerpen (productontwerpen) zit gebruikersfocus al in het hele DNA; het nadenken over het (werkelijk) gebruik en dat vertalen naar ontwerpprincipes. Bij gebouwen gebeurt dat nog te weinig.”

Ik vertel Joren hoe we in de plannen van Juli Ontwerp onderscheid maken tussen het fysieke plan en het sociale plan. Onder dit laatste valt hoe het vastgoedontwerp de bewoners ondersteunt bij het realiseren van de beoogde collectiviteit en samenhang. Joren: “Een sociaal plan ontwerpen heeft grote meerwaarde. Het wordt nog effectiever als daar iemand bij betrokken wordt die al in de gemeenschap zit.”

POE’s

We spreken over de ‘post occupancy evaluations’ oftewel POE’s, waarbij het uiteindelijk gebruik van gebouwen wordt geanalyseerd. Ik vind dit een bijzonder waardevolle tool binnen de omgevingspsychologie waar we in de bouw nog veel te weinig gebruik van maken. We nemen ontwerpbeslissingen, maar kijken zelden terug of die ook het beoogde effect hebben. Joren: “POE’s gaan over de fysieke omgeving en het gebruik daarvan. Er worden wel klanttevredenheidonderzoeken en dergelijke uitgevoerd, maar die hebben een andere focus. Ook is een consument niet hetzelfde als een eindgebruiker. Het zijn wel dezelfde personen, maar iemand die kiest om een huis te kopen kan daarbij op heel andere onderwerpen letten dan wat later relevant blijkt voor een prettige woonplek.”

Joren en ik spreken af samen nader te kijken naar een vertaling hiervan voor beleggers en corporaties die hen kan helpen bij het nog beter snappen van het woongedrag en de woonwensen van hun huurders.

"Het complexe is dat de baten van sociale duurzaamheid van vastgoed op dit moment nog niet toekomen aan de initiatiefnemers. Eigenlijk zouden de verdienmodellen aangepast moeten worden."

JOREN VAN DIJK | DE OMGEVINGSPSYCHOLOOG

Omgevingspsychologie en opleidingen

Ik ben benieuwd of het vak Omgevingspsychologie een grotere rol zou moeten gaan spelen in bouwkundige opleidingen. Joren: “Ja, zeker. Architecten zien de input vanuit psychologie nu nog te veel alleen als inspiratiebron, maar te weinig als (wetenschappelijke) basis voor ontwerpbeslissingen. Het is belangrijk dat architecten en studenten meer begrip krijgen van hoe deze kennis tot stand komt, waarom het belangrijk is en hoe je het kunt toepassen. Vergelijk het met bouwfysica, je hoeft niet zelf een gebouw helemaal door te kunnen rekenen, maar het is wel handig om te begrijpen waarom deze kennis belangrijk is, hoe een bouwfysicus denkt en werkt. Datzelfde geldt voor omgevingspsychologie. Daar zouden opleidingen zeker een rol in moeten spelen.”

Leiderschap nodig

Tijdens het diner op 3 november gaf Joren aan dat er leiderschap nodig is om het denken in geluk en gezondheid van bewoners meer centraal te gaan stellen. Ik vraag bij wie dat leiderschap volgens hem ligt. Joren “Ik denk dat het in principe begint bij de opdrachtgevers; wie betaalt die bepaalt toch uiteindelijk.” Bij de implementatie van technische duurzaamheid heeft de overheid het principe van ‘the stick and the carrot’ gebruikt. Zou regelgeving in combinatie met subsidies ook bij deze vorm van duurzaamheid – sociale duurzaamheid – ook een goede route zijn? Joren: “Ik denk dat dat een goede aanpak kan zijn. Maar uiteindelijk is een inhoudelijk authentiek argument van de beslissers in de vastgoedmarkt zelf de sterkste aanjager. Het complexe is dat de baten van sociale duurzaamheid op dit moment nog niet toekomen aan de initiatiefnemers van vastgoed. Eigenlijk zouden de verdienmodellen aangepast moeten worden.”